top of page

Marjolein Dalhuisen

Mijn vader wist wat de consequenties waren en mijn moeder idem dito. Ze zullen bang geweest zijn, maar dat heeft ze beiden niet belet om te doen wat ze noodzakelijk vonden.’

‘Mijn vader is aan het begin van de oorlog in Wernhout terechtgekomen, een dorp in de gemeente Zundert. Het leger was ontbonden en hij werd daar douanier. Hij werd toen benaderd door de verzetsgroep van oom Henk in Breda, met het oogmerk om neergeschoten piloten, mensen op de vlucht en Joodse mensen te helpen om de grens over te komen naar Antwerpen waarna ze vervolgens naar Zwitserland, Spanje, Portugal werden gebracht. Dat was dus al in het begin van de oorlog. In Haarlem woonde een oom en een neef van mijn moeder en die zijn beiden, ook mede door mijn vader, in het verzet terechtgekomen. Uiteindelijk zijn ze alle drie opgepakt en naar Duitsland getransporteerd. Mijn vader is in ‘43 verraden en opgepakt. Toen is de verzetsgroep ontbonden. Mijn vader is naar Vught gebracht en in ‘44 is hij afgevoerd. Hij is in het kamp Sachsenhausen in Oranienburg terechtgekomen. Toen de oorlog op z'n eind liep, werd in februari het kamp Sachsenhausen opgeheven en gingen de mensen lopend naar Bergen-Belsen. Mijn vader heeft het met zijn leven moeten bekopen.’

‘Wij hebben tijdens de oorlog ook onderduikers in huis gehad, bijvoorbeeld mensen die niet gelijk doorgesluisd konden worden over de grens. Zij sliepen dan enkele nachten bij ons in huis. Mijn vader haalde samen met anderen van de groep mensen uit Breda waar ze per trein aankwamen. Hij vervoerde ze vervolgens naar Zundert. Op die manier zijn er veel mensen overgebracht naar Antwerpen waar iemand klaarstond om de mensen verder te helpen of onderdak te geven als dat noodzakelijk was. Ook smokkelde mijn vader wapens en tegeltjes die ter ere van de geboorte van Prinses Margriet werden gemaakt, de zogenaamde Margriettegels.’

‘Ik heb nooit begrepen als kind, hoe mensen elkaar in een oorlogssituatie dingen aan kunnen doen waar je normaal gesproken niet bij stil zou staan. Hoe kun je bijvoorbeeld als bewaker in een kamp functioneren zonder dat je daar vreselijke last van krijgt. Daar kon ik me slecht een voorstelling van maken. Je wordt opgevoed als kind om aardig te zijn tegen mensen, dan begrijp je toch werkelijk niet dat mensen elkaar willens en wetens kwaad aandoen? Mijn vader wilde niet aan de zijlijn staan, maar deed wat er gebeuren moest. Hij hielp mensen. Dat zijn niet zozeer heldendaden als het doen van je plicht en mededogen hebben met mensen die in de knel zitten.’

‘Na de oorlog was er de grote onzekerheid. Mijn vader is pas in ‘47 via het Rode Kruis officieel als overleden aangemerkt. Dat moet voor mijn moeder een vreselijke toestand geweest zijn. Ouders spraken er niet over. De oorlog was voorbij, je moest verder. Niet terugkijken, het is nou eenmaal zo. Allerlei redenen worden aangevoerd om niet te praten over iets wat bijzonder pijnlijk is. Als kind begrijp je daar natuurlijk helemaal niks van. 's Avonds geef je je vader een kus op een stukje glas. Als kind zijn dit soort dingen niet te bevatten. Op school had iedereen gewoon een vader. “Waar is die van jou dan?” Ja, dat weet ik niet. Dat zijn nare dingen voor een kind. Ik ben tamelijk stuurloos geweest, in mijn jeugd.’

‘Ik ben heel lang onzeker geweest door wat ik heb meegemaakt. Ik heb een bijvoorbeeld een keer moeten toekijken toen mijn moeder mishandeld werd in de verhoorruimte. Mijn vader was er ook bij, hij moest verscholen achter een gordijn meeluisteren. Ik zag mijn vader niet, maar ik hoorde hem wel. Mijn moeder werd pijn gedaan en degene die dat deed, schreeuwde tegen mij: “Je zult je papa nooit meer zien.” Ik zat te huilen en ik was bang, het was vreselijk. Deze geschiedenis heeft mijn houding in mijn leven bepaald. Ik ben altijd op mijn hoede voor onverwachte gebeurtenissen.’

 

‘Later in mijn huwelijk kon ik er niet over praten. Niemand begreep het. Ik ben na de scheiding in therapie gegaan bij een gespecialiseerde psychiater en dat heeft me een stukje vooruit geholpen.’

bottom of page